1: Recensie op website uitdaging.nl   

https://uitdaging.nl/nieuws/misstanden-orgaandonatie-onderzocht/

 

Boekanalyse
Van Der Ven is ex-natuurarts en Theoloog. Hij was docent aan de voormalige Evangelische Theologische Hogeschool en aan de Evangelische Toerustingschool. Hij geeft lezingen over gezondheid & geloof en schreef diverse boeken.

Na een dankwoord en een voorwoord wordt het onderwerp in 22 hoofdstukken beschreven. Deze zijn verdeeld over zes delen gevolgd door een bijlage. De meeste aandacht gaat uit naar de alternatieve behandelingen bij hersenletsel in plaats van orgaandonatie. Opmerkelijk genoeg zouden die zelden overwogen worden. Voetnoten geven uitgebreide achtergrondinformatie. Het boek sluit af met een zeer uitgebreide literatuurlijst (115 pagina’s).

Wat is dood?
Na een ongeluk blijken patiënten steeds vaker ‘hersendood’ en daarna medische en juridisch ‘dood’ verklaard te worden. Dan volgt meteen de vraag voor orgaandonatie. Er is immers een groot gebrek aan donororganen. Maar vaak heeft de patiënt echter alleen het (volledige) bewustzijn en/of vrijwel alle mogelijkheden zich goed te uiten verloren. Ook is de ziel/geest niet uitgetreden.

Een hoofdonderwerp van dit boek is de vraag wanneer de dood eigenlijk intreedt. De medische wereld hanteert verschillende definities. Voor orgaandonatie meestal het concept ‘hersendood’. Uit de praktijk blijkt echter dat doodgaan bij elk mens anders verloopt.

Voor de huidige medische wereld, waarin veelal biologisch-materialistisch geredeneerd wordt en het kostenaspect steeds zwaarder weegt, wordt met dat gegeven geen rekening gehouden. Maar als de kans bestaat dat iemand niet echt dood is, wat betekent dat dan voor de uitname-operatie om donormaterialen te ‘oogsten’. Van Der Ven komt met aanwijzingen die laten zien dat nogal wat patiënten deze operatie als marteling meemaken en dus tijdens de uitname-operatie een verschrikkelijke dood sterven.

Menswaardigheid
Van Der Ven pleit voor de terugkeer van een menswaardige behandeling van patiënt en diens lichaam en ook van hun nabestaanden. Tegenwoordig is het zo dat, als de patiënt orgaandonor blijkt, er alleen nog prioriteit is voor de optimale conditie van die organen. De patiënt dreigt dan een nuttig ‘ding’ te worden en diens status als mens te verliezen. Maar ook de donor-orgaanontvanger staat veel problemen te wachten, zoals afstotingsproblemen en medicijngebruik.

Evaluatie
Dit is een belangwekkend, uitgebreid beschreven, maar ook schokkend boek over hoe het proces van orgaandonatie verloopt. Daarbij heeft de Nederlandse situatie de hoofdaandacht, vooral omdat de medische ontwikkeling in Nederland het meest progressief is in vergelijk met andere landen. De internationale situatie krijgt ook aandacht.

Dit boek gaat dus over medische ethiek, maar is niet zozeer wetenschappelijk maar (medisch-technisch) praktisch beschreven. Van Der Ven wil mensen waarschuwen en van achtergrondinformatie voorzien over een wereld die informatie erover achterhoudt en verdraait. Helaas heeft dit boek geen zoekregister. Dit boek wordt aangeraden.


Ven, R. van der, Orgaandonatie. Een zaak van leven en dood. 2022, Maatkamp Publishing, Zelhem, 515 pagina’s, € 31,50, ISBN: 9789491706943.


2:  Recensie in Magazine Bijbel en Onderwijs - Jaargang 25 nummer 4 - december 2022

 


3:  Recensie -Orgaandonatie- van Jacob Bart  (Despositum Custodi) 

Het hele verhaal?

Van der Ven, R., Orgaandonatie - een zaak van leven en dood, Uitgeverij Maatkamp, Zelhem 2022, 515 blz., prijs € 27,40, paperback.

In zijn boek Orgaandonatie - een zaak van leven en dood wil schrijver Ruud van der Ven de lezers van de juiste informatie voorzien over orgaandonatie, omdat “informatie van betrokken instanties onvolledig en soms onjuist is” (12). Hij doet dit aan de hand van vier werelden: de eerste wereld is geschreven vanuit het perspectief van een rouwende familie die snel moeten beslissen over het lichaam van  een geliefde. De tweede wereld is die van de verpleegkundigen en artsen. Als derde laat hij de hersendode aan het woord en in het vierde deel gaat het over de ontvanger van het orgaan. Aan het eind van het boek bespreekt Van der Ven het onderwerp uit het oogpunt van medische professionals.

Het boek zelf is mooi opgemaakt met figuren die het begrijpen van de tekst vergemakkelijken. De tekst daarentegen staat vol met vakjargon waar een minder gedreven lezer door wordt afgeschrikt. De pagina’s staan vol met afkortingen en termen die je zou verwachten in studieboeken van geneeskundestudenten. In het begin van het boek worden de meeste termen in een voetnoot uitgelegd, maar daarna worden ze als bekend verondersteld. Zodoende stapelen de moeilijke termen zich op naarmate je verder in het boek komt.

In het boek citeert Van der Ven veel bronnen, bijvoorbeeld wanneer hij de complexiteit van het lichaam aantoont. Daar citeert Van der Ven de biochemicus Rana, die stelt dat 1 gram DNA net zoveel informatie bevat als één triljoen cd’s, maar uit mijn berekening blijkt dat dit niet kan kloppen en dat Rana er een factor miljoen naast zit (83). Dit lijkt erop te wijzen dat Van der Ven niet altijd kritisch is wat betreft zijn bronnen. Dat geldt ook wanneer hij twee onderzoeken citeert over hoe lang een orgaan meegaat. Eerst citeert hij de verpleegkundige Von Stösser, die claimt dat 40% van de patiënten met een getransplanteerd hart het eerste jaar niet overleeft (242). Bij een ander onderzoek, dat moet aantonen dat donorharten van oudere mensen minder goed zijn, haalt hij de cardioloog Höfer aan: “Cardioloog Daniël Höfer stelt vast dat tot 40% van alle ontvangers van dergelijke donorharten het eerste jaar niet overleeft” (260). Hoewel deze twee citaten in hetzelfde hoofdstuk staan, gaat hij niet in op de combinatie van deze twee getallen.

Omdat het boek voor een groot deel bestaat uit anekdotes, loopt Van der Ven het gevaar om zijn argumentatie te baseren op anekdotisch bewijs. Dit is zeker het geval bij de getuigenissen zonder bron, die hij aan het eind van zijn boek weergeeft. Met deze schrijfstijl is het ook een probleem dat hij de anekdotes en getuigenissen weinig tot niet bespreekt. Veel van deze verhalen draaien slechts om twee aspecten: ten eerste of iemand die hersendood verklaard is, echt dood is. En ten tweede of een uitnameoperatie een schending is van het stoffelijk overschot. Vaak hebben de verhalen die verteld worden om dit te ondersteunen het karakter van een horrorverhaal. Een leek kan in deze verhalen niet het verschil zien tussen wat bij de operatie hoort en wat medisch geblunder is. Een uitleg van de schrijver zou hierbij helpen voor de lezer.

In het intermezzo behandelt de schrijver het onderwerp orgaandonatie vanuit Bijbels perspectief. Een vaak gehoord argument vóór orgaandonatie in christelijke kringen is dat het gaat om naastenliefde. Van der Ven beantwoordt dit argument met het volgende: “Bij een woordstudie naar het begrip ‘naaste’ valt op dat een naaste in Gods Woord altijd iemand uit de familie of vriendenkring is” (160). Het moge duidelijk zijn dat die woordstudie niet grondig verricht is. 

Het boek zelf is voor een vastberaden lezer die niet geschoold is als medicus wel te lezen, na een stuk of honderd bladzijden is men gewend aan het jargon en dan vormt dat geen obstakel meer voor het lezen. Ik raad u het boek echter alleen aan als u een grondige studie wilt maken over het onderwerp en een bron zoekt voor argumenten tegen orgaandonatie.

Jacob Bart


4: Recensie -Genezing uit het oosten?- door Evelien de Nooijer - Alting 

 

ZATERDAG 5 NOVEMBER 2011

Genezing uit het Oosten? – Ruud van der Ven

 Ondertitel: Alternatieve therapieën getoetst

Nog een uitgave over de hedendaagse stand van zaken in een tak van de gezondheidszorg.
In dit fascinerende boek buigt arts en theoloog Ruud van de Ven(1950) zich over het enorme aanbod aan alternatieve behandelwijzen: “… Om ‘zachte zorg’ kan niemand heen: bijna de helft van de Nederlandse ziekenhuizen heeft één of andere vorm van complementaire (de reguliere geneeskunde aanvullende) zorg in de aanbieding. Daarmee krijgt deze vorm van behandelen steeds meer een volwaardige plaats in de samenleving…”.


Ruud van der Ven: “… Op voorhand kan reeds gezegd worden dat wetenschappelijke onderbouwing van de meeste behandelde geneeswijzen teleurstellende resultaten oplevert. Vaak blijkt er nauwelijks een aantoonbare wetenschappelijke basis of effectiviteit te zijn. Qua effect lijken de meeste geneeswijzen bijna niet beter te scoren dan een placebo (fopmiddel). Dit is de wel zeer ernstige conclusie van de Engelse hoogleraar complementaire geneeskunde Edzard Ernst in zijn boek ‘Bekocht of behandeld? De feiten over alternatieve geneeswijzen’ 2010…”.

Met enorme kennis van zaken beschrijft Ruud van der Ven geneeswijzen als homeopathie, acupunctuur en reflexologie, triggerpointmassage en dry needling, manuele geneeswijzen (bottenkraken) als osteopathie en chiropractie, kinesiologie, reiki, therapeutic touch, healing touch, quantum touch, mindfulness, psychotechnieken als hypnose, EMDR, visualisatie, silva mind control, neurolinguïstisch programmeren, en therapieën met geavanceerde apparatuur als bioresonantie, APS-therapie, neurofeedback, en hartcoherentie-therapie.
Naast de begripsomschrijving belicht hij de geschiedenis, de wetenschappelijke basis en vooral de spirituele kant van de zaak, omdat nogal wat alternatieve therapieën een achtergrond hebben die te maken heeft met oosterse godsdiensten.

Als wetenschapper en vooral als christen is Ruud van der Ven een stuk kritischer dan Dick Swaab.
Swaab: “… Als je een chronische ziekte hebt en de dokters kunnen je echt niet helpen, dan komt er een moment dat de meesten van ons ook eens een ‘alternatieve’ therapie gaan proberen. Iedereen kent wel iemand die iemand kent die er opeens mee genas. Merkwaardig overigens dat niemand het dan ooit heeft over het feit dat ziektes ook vanzelf kunnen overgaan. Een belangrijk deel van het veronderstelde effect van de alternatieve therapieën is waarschijnlijk dat alternatieve dokters veel aardiger zijn en meer tijd voor hun patiënten nemen dan reguliere dokters. Het sterke geloof in de effectiviteit van de alternatieve therapie, bij de behandelaar zowel als bij de patiënt, is vaak zo sterk dat er geen betere placebo te bedenken is…” (‘Wij zijn ons brein’, blz. 375).
Dick Swaab laat b.v., in tegenstelling tot Ruud van der Ven, voorzichtig een deur open voor acupunctuur. Ruud van der Ven: “… Dat acupunctuur resultaat heeft hoeft niet betwijfeld te worden. Maar ook magiërs, medicijnmannen, toverdokters van de natuurreligies in Afrika, Azië en Zuid-Amerika hebben resultaten, anders was hun occulte praktijk van genezen allang uitgestorven…”. Ondanks dat het niets lijkt uit te maken in welk gebied de naalden worden geprikt (aha, dacht ik, want ik vroeg mij altijd af hoe iemand precies weet waar het exacte punt is waar je in de huid van b.v. het oor moet prikken), blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat acupunctuur wél helpt. Soms. Ik heb mij ooit, toen ik een jaar of 20 was, laten behandelen i.v.m. sigarettenverslaving. Het werkte voor geen meter. Na een dag of wat is mijn hevige anti-rook-moeder (ik bracht een weekend thuis door), naar de benzinepomp gerend om een pakje shag voor me te halen, omdat het onleefbaar werd met mij in huis. Wat wél hielp: ik werd verliefd op een jongen die roken haatte. Ook een soort ‘betovering’ dus. Eentje die ik iedereen kan aanraden. Plus wat nicotinepleisters. Dit is tevens zo ongeveer de enige ervaring die ik heb in het alternatieve circuit; dus ik vind het best lastig om het boek van Ruud van der Ven op een evenwichtige manier te beoordelen.

Hij vertelt dat de alternatieve en complementaire therapieën grofweg in drie groepen zijn in te delen: 1. fysiek werkende, 2. geestelijk werkende en 3. onwerkzame behandelingen. In het laatste geval is er sprake van kwakzalverij.

Zijn visie: “… Bij geestelijk werkende therapieën dient de bron en de therapeut getoetst te worden. ‘Toets alles en behoudt het goede' (1 Tessalonicenzen 5:21). Dan blijkt achter deze geneeswijzen de holistische mensvisie schuil te gaan – dat de mens behalve uit lichaam, geest en ziel ook uit energie bestaat en dat het voor onze gezondheid van belang is dat die energie vrij kan stromen. Door invloed uit te oefenen op deze energie, de levenskracht of Chi of prana, wordt invloed uitgeoefend op lichaam, ziel en geest. Dit is oosters denken. In het oosters denken wordt dat nog verder doorgetrokken: alles is energie, alles is god (het z.g. pantheïsme, dat Jezus als enige weg tot behoud uitsluit). Hier begeeft men zich in het domein van de slang (satan, boze geesten), waar een verblijf nooit vrijblijvend is. Vroeg of laat treedt occulte invloed op, met name bij de behandelaar maar ook bij degene die behandeld wordt…”, met vaak als gevolg “… lichamelijke stoornissen, depressies, negatief denken, onreine gedachten, hallucinaties, (zelf)moordgedachten, driftaanvallen, allerlei verslavingen en dergelijke…”.

Ik herinner mij een boekje uit 1932, geschreven door de Chinese christen Watchman Nee: "De latente kracht van de ziel", waarin hij zegt dat het ontegenzeggelijk waar is dat er in de mensenziel een ongelooflijke energie sluimert, die gebonden is door het vlees. Volgens hem proberen alle oosterse filosofieën de belemmeringen van het lichaam te vernietigen, zodat deze energie vrij kan komen. Vandaar de ascetische praktijken en ademhalingsoefeningen. In zijn ogen is het gevaarlijke dat deze energie je in verbinding stelt met kosmische krachten; iets waar de Bijbel streng voor waarschuwt. In de literatuur die ik over occulte zoektochten heb gelezen (“Het pad van de sjamaan” van de Siberische psychiater Olga Kharitidi, “Een aparte werkelijkheid” van Carlos Castaneda en “Medicijnvrouw” van Lynn Andrews - de laatste twee gaan over een Indiaanse inwijding) wordt er inderdaad altijd op gewezen dat het bijzonder gevaarlijk is je te begeven in de geestenwereld. Je moet dat nooit zonder een goede meester doen, omdat je ‘de weg naar je aardse lichaam niet meer terug zou kunnen vinden’. Je kunt voor altijd bezeten raken en uiteindelijk in een psychiatrische inrichting belanden. Het is allemaal echt niet zo onschuldig als het lijkt; er is méér tussen hemel en aarde.

Ruud van der Ven is zelf een ervaringsdeskundige. Hij deed aan zenboeddhisme, geloofde in reïncarnatie, en begaf zich volop op het terrein van de newage-beweging. Hij had een praktijk als natuurarts. “… Uiterlijk geslaagd als arts was ik innerlijk een wrak. Mijn leven was getekend door steeds dieper wordende depressies en drankzucht. Het verschrikkelijke was dat ik geen vat kon krijgen op deze ontwikkeling. Een intensieve psychotherapie en vele andere therapeuten konden mij niet uit deze maalstroom loskrijgen, een maalstroom die mij niets ontziend de diepte in sleurde, een moeras in. Iets of iemand had mij in de greep, maar ik wist niet wat of wie. Dat ‘iets’ of ‘iemand’ werkte van achter de coulissen en was onzichtbaar en onaantastbaar (…). Op spiritueel vlak was ik op zoek naar waarheid en leven. Verwoed heb ik mij gestort in de zoektocht naar het monster dat huishield in mijn onderbewuste en mijn leven finaal kapotmaakte. Mijn depressies bereikten een absoluut dieptepunt in een bijna geslaagde zelfmoordpoging(…). Zonder het te weten was ik in de macht van het occulte gekomen, dat achteraf als één herkenbare lijn door mijn leven liep, vernietigende sporen achterlatend. Ik was in een occulte gevangenis terechtgekomen, en kreeg bij het zoeken naar de sleutel van die gevangenis occulte hulp, die mij alleen maar verder van huis hielp. (…) Ik had de strijd opgegeven en de touwtjes van mijn leven uit handen gegeven. Wat had ik nog te verliezen? Tot ik tot mijn grote verrassing capituleerde voor de Heiland Jezus Christus. In de ontmoeting met Hem ging het licht in mijn leven aan…”.
Toen hij christen werd heeft hij zijn natuurpraktijk opgegeven.

Christenen die negatieve ervaringen hebben opgedaan op het terrein van oosterse religies zijn vaak fanatiek tegen alles wat ook maar in de verste verte met alternatieve geneeswijzen te maken heeft. Zie b.v. Martie Dieperink (‘Jezus of de goeroe’ en ‘Een zoektocht door de wereld van het paranormale’) en de zangeres Nina Hagen.
Er zijn ook christenen die een stuk milder denken. In het ND van 3 november schrijft de christen-homeopaat Dick de Wit dat hij zich door Ruud van der Ven aangevallen voelt in zijn ‘persoonlijke integriteit en geloofsintegriteit’.
De bekende christen en door mij zeer gewaardeerde prof. Dr. Willem J. Ouweneel (volgens mij de laatste ‘Homo Universalis’; n.m. afgestudeerd in de biologie, filosofie en theologie), waarvan ik vrij veel publicaties heb gelezen, is een aanhanger van de dieptepsycholoog Jung en bioloog Rupert Sheldrake, die het bestaan van 'morfische velden' ventileerde. Ze zouden een verklaring kunnen bieden voor de krachten van het denken, het bewustzijn en paranormale verschijnselen. Ruud van der Ven heeft zich hier ontzettend negatief over uitgelaten. Commentaar Ouweneel: “… Jung is occultist, dus Ouweneel is occultist. Blijkbaar mag je nooit iets positiefs zien in mensen die in een andere traditie staan…”.
Ondertussen is Ouweneel zich bezig gaan houden met vormen van spirituele gebedsgenezing waar ik grote vraagtekens bij zet. Hij is een fervent promotor van de Nigeriaanse christelijke gebedsgenezer T.B. Joshua. Ooit was daar een documantaire over bij de VPRO: ik zag mensen die in allerlei orgastische stuiptrekkingen over de grond kronkelden, stonden te braken en op de grond plasten. Ik vond het weerzinwekkend. Ik weet niet wat daar aan de hand was; maar het ‘voelde’ in ieder geval absoluut niet goed.
Ook is Ouweneel verbonden aan de charismatische gebedsgenezingsorganisatie TRIN die onlangs het nieuws haalde omdat ze genezingen van blinden in Birma claimden die nooit hebben plaats gevonden, zoals uit onderzoek bleek.
Op het christelijke erf is er dus net zo goed veel kaf onder het koren.

Ik stam nog uit de tijd dat tijdens mijn stage specialisten patiënten soms aanduidden met ‘die galblaas van zaal 12’. De holistische, humaniserende visie in de zorg van tegenwoordig zie je niet alleen terug in de vriendelijke benadering van patiënten maar ook b.v. in de bouw en het interieur van moderne (Planetree) ziekenhuizen waar veel aandacht is besteed aan een 'helende' omgeving: mooie, zachte kleuren, veel daglicht, groene planten. Een jaar of 15 geleden was ik op de i.c.-afdeling van het Dijkzicht. Ze waren aan het verbouwen dus ik neem aan dat het er nu heel anders uitziet. Ik kreeg spontaan associaties met de slachtfabriek in mijn geboortedorp. Vreselijke donkere bakstenen muren met bovenin wat kleine ramen waar amper licht doorheen viel. Van de week was ik in een nieuwe kliniek met een prachtige lichte wachtruimte, die van de ingang werd afgeschermd door een enorm aquarium vol bijzondere tropische vissen. Ik juich dat echt toe. De omgeving doet wat met je: iedereen weet dat oude volkswijken waar troep niet wordt opgeruimd en graffiti niet wordt weggepoetst uitnodigen tot (nog) meer vandalisme.
Ik vind dat je niet het spreekwoordelijke kind met het (newage)badwater moet weg gooien. Je kunt je voordeel doen met de goede elementen.
Het boek van Ruud van der Ven is behoorlijk zwart-wit maar zeker te gebruiken als een erudiet en diepgravend naslagwerk. Het lijkt mij niet verkeerd om je van zijn visie op de hoogte te stellen. Wat je er vervolgens mee doet is aan jou…

“Genezing uit het Oosten?” is voor € 22,50 te bestellen bij internetboekhandel IZB-Ark als je hier klikt (IZB-Ark is onderdeel van de IZB, een missionaire organisatie binnen de Protestantse Kerk in Nederland, PKN, die gemeenten en gemeenteleden adviseert, stimuleert en ondersteunt door middel van toerusting, materialen en missionair werkers).

Uitgave: Voorhoeve - 2011